Ons dagelijks leven.

Het hebben van DIS, vind ik best ingewikkeld. Er wordt vaak gewisseld van persoonlijkheid. Ik vind het moeilijk wanneer ik niet weet wat er gebeurd is of wat er gaat gebeuren. Het kunnen hele leuke dingen zijn maar ook heel moeilijke en vervelende dingen. Om inzicht te geven, zal ik voorbeelden beschrijven uit ons dagelijkse leven.



De afwas.

Ik ben moe en lig op de bank. Het liefst wil ik blijven liggen. Toch kan ik geen rust vinden. Ik baal omdat ik de afwas nog niet heb gedaan. Normaal gesproken doe ik dat meteen na het avondeten. Met tegenzin sta ik op en loop naar de keuken. De afwas is gedaan en de keuken is opgeruimd. Ik ga ervan uit dat Ingrid het voor me heeft gedaan. Ingrid kijkt me verbaasd aan en zegt dat ik het zelf heb gedaan. Iemand anders uit mijn binnenwereld heeft deze taak op zich genomen, zonder dat ik het wist.



Een “ongeveer-goed-aangemeten-bril.”

Ik ga naar de oogarts in het ziekenhuis. Mijn ogen worden eerst gedruppeld en daarna opgemeten. Het verschil tussen de oogmeting en mijn bril is te groot. Ik krijg een recept voor een nieuwe bril. Bij de opticien worden mijn ogen opnieuw gemeten. Er komen waardes uit die niet kloppen met het recept van de oogarts maar ook niet met de sterkte van mijn brillenglazen. We spreken af dat ik na een week terugkom voor een nieuwe oogmeting. Ook hier komen afwijkende waardes uit. Het aanmeten van een bril is niet mogelijk. Uiteindelijk is er maar één oplossing mogelijk Ik krijg een “ongeveer-goed-aangemeten-bril”.

 

Hotdogs.

Samen met Ingrid loop ik door de supermarkt. We weten nog niet wat we wat we zullen gaan eten. We besluiten Hotdogs te eten. Wanneer ik thuiskom ruim ik de boodschappen op. Ik kom knakworstjes en zuurkool tegen. Ik vraag wat we gaan eten. Ingrid is verbaasd. Ik heb zelf Hotdogs besteld. Ik kan het me niet voorstellen want als ik iets niet lust dan zijn het knakworstjes. Na het avondeten ben ik nog meer verbaasd. Met smaak heb ik drie hotdogs opgegeten. Iemand anders uit mijn binnenwereld vindt Hotdogs kennelijk heerlijk.

 

In bad met Ingrid.

Merel is een kindsdeel uit mijn binnenwereld. Ze vindt het gezellig wanneer Ingrid haar in bad doet. Op een dag gaat Merel in bad. Ingrid gaat naast het bad zitten en speelt samen met Merel. Merel vindt het zo gezellig dat ze Ingrid vraagt of ze ook in bad wil komen. Ingrid zegt dat het helemaal niet past. Merel begrijpt het niet. Merel ziet en ervaart ons lichaam als zijnde het lichaam van een negenjarig kind. Merel is ervan overtuigd dat Ingrid er makkelijk bij past.

 

In de auto naar Utrecht.

Buiten is het al donker. Ik kijk om me heen en realiseer me dat ik in de auto zit. Ik kan me niet herinneren dat ik heb gereden. Er staan politieagenten bij mijn auto. Ze vragen wie ik ben en of ik gedronken heb. Zo kom ik over. Een agent legt uit dat verschillende buurtbewoners, naar het bureau hebben gebeld. Ze vonden het verdacht dat ik steeds dezelfde rondjes bleef rijden.  De agent wil mijn rijbewijs zien. Ik wil dat ze allemaal weg gaan en ben niet van plan, mijn rijbewijs af te geven. Ze laten me niet gaan omdat ze het onverantwoord vinden om mij, in deze toestand, te laten rijden. Ze zeggen dat ik als vermist ben opgegeven. Op Burgernet staat dat ik in een verwarde toestand mijn gezin heb verlaten. Ik begrijp er werkelijk niets van. Het laatste wat ik me kan herinneren, is dat ik samen met de kinderen thuis was. Ingrid ging even op bezoek bij een vriendin. En nu zit ik hier in Utrecht, 200 km verder op. Ik moet uitstappen. Mijn auto wordt in beslag genomen. Een agent neemt me mee naar zijn auto waar ik moet plaatsnemen op de achterbank. Er worden allerlei vragen aan me gesteld, waar ik geen antwoord op kan geven. Op het politiebureau moet ik op een bankje in de hal gaan zitten en wachten totdat Ingrid mij komt ophalen. Daar zit ik dan, helemaal alleen en compleet in de war.

Het is inmiddels midden in de nacht. Na ongeveer twee en een half uur is Ingrid er. Ze heeft de kinderen uit bed gehaald en meegenomen. Een vriendin is meegereden zodat zij mijn auto naar huis kan rijden. Op weg naar huis rijden de kinderen met haar mee zodat ik even tijd heb om met Ingrid alleen te zijn. Ingrid zegt dat ze erg ongerust was. Ze was bang dat ik mezelf iets zou aan doen. Ik wil haar geruststellen maar ik kan het niet. De woorden ontbreken, letterlijk.

Een hele tijd later kwam ik erachter wat er die dag gebeurde. Ingrid en ik hadden een woordenwisseling vlak voordat ik naar Utrecht reed. Woordenwisselingen horen er nu eenmaal bij en daar is verder ook niets mis mee.  Alleen de reactie van mijn binnenwereld was veel heftiger dan normaal. Sommige delen uit mijn binnenwereld leven nog in de traumatijd. Zij zijn niet met de tijd meegegaan. In hun beleving is het nog steeds 1985. Wanneer ze getriggerd worden, ontstaat er heftige paniek.  Zij zijn bang dat de trauma’s uit het verleden, zich zullen herhalen. Zij beseffen niet dat die tijd heel ver achter ons ligt.

Een aantal delen van mijn binnenwereld konden het niet meer aan en besloten, uit het leven te stappen. Ze reden naar een kappelletje bij Utrecht waar we eerder waren geweest. Hier was een plek waar zij zich veilig voelden.  Het kappelletje was de ideale plek om afscheid te nemen van het leven. De gedachte dat zij dit van plan waren, maakte me ontzettend bang. Het was namelijk niet de eerste keer dat er een poging werd ondernomen. Ik moest er niet aan denken dat het een keer zou lukken en ik mijn gezin zou achterlaten. Dit wilde ik absoluut niet.

 

Wekkerradio.

Onze jongste dochter wil haar kamer anders gaan inrichten. Samengaan we opruimen. Mijn oog valt op een wekkerradio. Ik vraag of ze deze nieuw heeft. Ze lacht en zegt dat ik erbij was toen ze de wekker kocht. Ik heb haar geholpen, hem uit te zoeken. Voor mij was dit de eerste keer dat ik de wekkerradio zag.

 

Boodschappen doen.

Ik ga naar supermarkt om boodschappen te doen voor het avondeten. Bij de kassa zie ik dat mijn winkelwagen aardig gevuld is. Er liggen allemaal dingen in die ik niet heb uitgezocht. Ik begrijp er niets van. Ik twijfel zelfs of dit wel mijn winkelwagen is. Dan zie ik dat wat ik nodig heb, er ook in ligt. Ik loop terug de winkel in en leg de spullen terug in de schappen. Ineens begrijp ik, wat er is gebeurd. Anderen uit mijn binnenwereld hebben ook boodschappen gedaan.

 

Spangas.

Samen met mijn jongste dochter kijk ik naar Spangas. De kinderen zijn erge druk. Ik vraag of ze stil willen zijn zodat ik kan luisteren. Zij zeggen dat ik deze aflevering, gisteren al heb gezien. Ik zeg dat ik zeker weet dat het niet zo is. Ingrid zegt dat zij ook zeker weet dat het wel zo is. Ik denk dat ik wel heb gekeken maar niets heb gezien. Iemand anders van mijn binnenwereld zal deze aflevering vast al hebben gezien.

 

Tapdansen.

Ik ben met mijn dochters boven geweest en loop de woonkamer in. Mijn schoonmoeder is er ook. De jongste zegt dat ik heel goed kan tapdansen. Ze vraagt of ik het nog eens wil doen. Ik zeg dat ik dat helemaal niet kan. Zij zegt dat ik het echt heel goed kan omdat ik het net boven ook heb gedaan. Ik ben verbaasd en weet even niet wat ik moet zeggen. Zij zegt dat ik het nu niet wil voordoen omdat ik me schaam voor mijn schoonmoeder. Daar laat ik het maar bij. Ik wist zelf niet eens dat ik een tapdanser in me had...

 

Snoepjes eten.

Ik loop met mijn dochter door de speelgoedwinkel. Zij heeft net snoepjes gekocht en vraagt of ik ook wil. Ik zeg dat ik niet wil. Ik hou namelijk helemaal niet van zoetigheid. Ze vraagt of ik het wel zeker weet. Ze zegt dat ze snoepjes heeft, die ik "af en toe wel lekker vind". En geeft me een snoepje. Ze weet het vaak zo te brengen dat een kindsdeel uit mijn binnenwereld naar voren komt. Het snoepje wordt met smaak opgegeten. Mijn dochter moet er een beetje om lachen en zegt dat ik het straks zeker niet meer lust.

 

Automutilatie.

Tijdens een opname "word ik wakker" op de wc. Ik vraag me af hoe ik hier terecht ben gekomen en wat ik hier doe. Ik voel een brandende pijn aan mijn pols. Ik zie dat mijn mouw onder het bloed zit. Ik durf mijn mouw niet op te stropen om te kijken wat er aan de hand is. Ik raap alle moed bij elkaar. Ik schrik heel erg wanneer ik zie dat mijn pols is doorgesneden. Ik kan helemaal niet tegen bloed. Ik word misselijk en heb het gevoel dat ik ga flauwvallen. Op de afdeling blijkt dat mijn pols gehecht moet worden. Tijdens het hechten ben ik flauwgevallen. Wanneer ik bijkom, zit mijn pols gelukkig in het verband en hoef ik het niet meer te zien.

Ik vind het nog steeds onvoorstelbaar dat ik het niet meekrijg op het moment dat het gebeurt. Mijn gevoel is uitgeschakeld, de pijn voel ik niet. Wat ik het ergste vind, is dat het zichtbaar is. Mijn handen zijn vaker verbrand met kokend water en sigarettenpeuken. Het woord "hoer" is met een mes in mijn arm gekerfd. Het woord is (en blijft waarschijnlijk) zichtbaar. Soms bonkt iemand tot bloedens toe met mijn hoofd tegen de muur. De hoofdpijn vind ik erg maar dat het zichtbaar is, daar heb ik de meeste moeite mee. Ingrid verzorgt de wonden omdat ik er zelf niet eens naar kan kijken.

 

Nachtelijke koffie-uurtjes.

Tijdens de opname geven ze me steeds meer medicatie om rustig te worden. De onrust blijft. Vroeg in de avond ben ik zo moe dat ik mijn bed in kruip. Wanneer ik 's ochtends opsta, ben ik nog altijd moe terwijl ik uren in bed heb gelegen. Wanneer ik een gesprek krijg met mijn psychiater blijkt dat ik iedere nacht op ben. Ik drink koffie met de verpleging totdat ze me naar bed sturen. In mijn bed houd ik het niet langer dan een uurtje vol. Ik sta weer op om sigaretjes te roken en koffie te drinken. Het voorstel is om mijn medicatie op te hogen zodat ik beter kan slapen. Ik weet niet beter dan dat ik slaap. Ik weiger omdat ik soms het gevoel heb dat ik nu al nauwelijks op mijn benen kan staan. Niet iedereen uit mijn binnenwereld heeft last van de medicatie en reageert er waarschijnlijk niet eens op.

 

12 Steden 13 Ongelukken.

Midden in de nacht kijk ik TV. Op het moment dat ik naar bed wil gaan, zie ik dat "12 steden - 13 ongelukken" op tv komt. Hier keek ik vroeger altijd naar. Ik kijk de serie en ga daarna naar bed. De volgende ochtend vertel ik Ingrid enthousiast wat ik heb gezien. Ze weet het al. Ik vraag verbaasd hoe het kan dat ze het weet. Ze zegt dat ik haar dit vannacht ook al heb verteld toen ik naar bed kwam. Ik kan me er echt niets meer van herinneren.

 

Duimzuigen.

Vroeger duimde ik dag en nacht. Toen ik negen was, ben ik er, met heel veel moeite, mee gestopt. Tegenwoordig word ik soms nog weleens wakker met een duim in mijn mond. Net als vroeger staan de afdrukken van mijn tanden in mijn duim. Waarschijnlijk duimt iemand van mijn binnenwereld nog steeds en is er nooit gestopt.

 

Uien snijden.

Vandaag eten we gegratineerde uiensoep. Ik begin met het snijden van de uien. De uien zijn erg scherp dit keer. De tranen lopen over mijn wangen. Ook de kinderen heeft er last van. Het snijden gaat niet zoals ik wil. Net wanneer ik denk dat ik beter even een pauze kan inlassen, stopt het tranen van mijn ogen. Ik heb zomaar ineens nergens meer last van. De kinderen begrijpen er niets van. Zij zitten in de woonkamer en heeft er last van. Ik hang met mijn hoofd boven de uien maar heb nergens last van. Het snijden gaat ineens ook heel snel. Het lijkt net alsof ik toekijk. Mijn handen lijken aangestuurd te worden door een ander. Dit soort situaties vind ik altijd vreemd om mee te maken. Mijn lijf wordt overgenomen maar mijn geest niet.

 

Trui passen.

Een aantal jaar geleden.  De oudste is zeven en de jongste is drie jaar. Het is ochtend en tijd om ze aan te kleden. Ik ga naar boven om kleding uit te zoeken. Een tijdje later voel ik dat ik gehuild heb. Ik zie dat ik heb geprobeerd een roze peutertruitje aan te doen. Ik probeer het uit te doen maar het lukt niet. Met veel geweld lukt het uiteindelijk wel. Nu begrijp ik waar de tranen vandaan zijn gekomen. Een kindsdeel dacht dat het truitje zou passen. Toen het niet bleek te passen en ze het probeerde uit te trekken lukte dat niet. Daardoor is er frustratie en paniek ontstaan.

 

Gedichten/rijmpjes.

Het wordt tijd dat ik mijn bestanden van de computer opruim. Veel bestanden zijn oud en kunnen weg. Het is veel werk en ik ben er dagen mee bezig. Dan vind ik een map. De map heet "rijmpjes." Er staan allerlei gedichten c.q. rijmpjes in die ik niet ken. Ze zijn in kindertaal geschreven. De manier van schrijven herken ik meteen. Daaraan zie ik wat, door wie geschreven is. Er wordt op dezelfde manier geschreven als dat er gesproken wordt. In de tijd dat ik de gedichten tegenkwam, wilde ik er niets van weten. Ik wilde de map verwijderen maar kon het niet. Achteraf gezien is het maar goed dat ik het niet heb gedaan. Het schrijven van rijmpjes helpt sommige kindsdelen bij de verwerking van hun trauma's.

 

Zwembad. 

Samen met mijn gezin gaan we zwemmen. Ik ga mee voor mijn gezin, voor mezelf hoeft het niet zo. Ik voel me niet prettig in een badpak. Ik schaam me voor mijn uiterlijk. Ik heb het idee dat iedereen naar me kijkt. Verder heb ik veel overgewicht en mede daardoor geen conditie. In het zwembad zijn glijbanen, een stroomversnelling en muurtjes waar kinderen overheen klimmen. We gaan samen het water in. Wat ik daar allemaal heb gedaan, weet ik niet meer. Ingrid vertelde dat iemand anders uit mijn binnenwereld het heel erg naar haar zin heeft gehad. Ze is op de glijbanen en in de stroomversnelling geweest. Ze klom met het grootste gemak over de muurtjes in het water. Ze kon er geen genoeg van krijgen. Ik kijk naar de muurtjes. Ik begrijp niet dat ik, met mijn lijf, daar overheen kan klimmen.

 

Maagverkleining.

Met mijn gezondheid gaat het niet goed. Ik heb overgewicht, slaap-apneu, diabetes, verhoogd cholesterol, verhoogde bloeddruk, angina pectoris, heel veel last maagzuur, slokdarmkrampen, en maagpijn. Voor mijn slokdarm- en maagklachten krijg ik een verwijsbrief voor de chirurg. Volgens hem kan ik me aan mijn slokdarm en laten opereren waardoor de klachten verminderen. Hij bekijkt al mijn klachten. Dan komt hij tot de conclusie dat het misschien beter is om een gastric-bypass c.q. maagverkleining te laten doen. Als het goed is, ben ik dan van al mijn klachten af. Qua BMI kom ik er niet voor in aanmerking maar qua gezondheidstoestand wel. Ik hoef me niet lang te bedenken. Wanneer dit betekent dat ik van alle klachten af ben, vind ik het prima. Hij vertelt dat ik op de wachtlijst kom voor een screening. Ik heb een lichamelijke maar ook psychische goedkeuring nodig. Ik weet dat wanneer je psychische klachten hebt of hebt gehad, de operatie niet doorgaat. De spanning loopt op zodra ik denk aan de testen die gaan komen. Wanneer ik het naar waarheid invul, kan ik het wel vergeten. Mijn geweten speelt me parten. Zodra ik besluit om de test niet naar waarheid in te vullen, krijg ik buikpijn. Uiteindelijk wordt de test zo ingevuld, dat het lijkt alsof ik nooit psychische problemen heb gehad. Ik word goedgekeurd. De operatie kan doorgaan. Dan komt het besef dat het echt gaat gebeuren. In mijn binnenwereld heerst chaos en onrust. Ik weet niet meer of ik blij moet zijn met de goedkeuring of juist niet. Het lijkt alsof er twee kampen zijn ontstaan. Zeker de dagen vlak voor de operatie, weet ik niet meer waar ik het moet zoeken.

Vroeg in de ochtend meld ik me voor opname. Ingrid gaat gelukkig mee. Ik sta stijf van de spanning. Het volgende moment wat ik meekrijg, is dat ik al geopereerd ben. Ik voel me opgelucht dat het achter de rug is. Ingrid vertelt me hoe het ging voor de operatie. Op de kamer aangekomen gebeurde er iets vreemds. Ik kleedde me om, deed de operatiehemd aan en ging in bed liggen. Binnen een minuut werd ik heel rustig en was alle spanning verdwenen. Ik viel in een diepe slaap. Zelfs toen ze me naar de operatiekamer reden, werd ik nergens wakker van...

De eerste dagen na de operatie verlopen vreemd. Er is een constante strijd in mijn binnenwereld. Er zijn momenten van helse pijnen. Ik voel dat mijn binnenmensen in paniek raken door de pijn. Ik gebruik de morfinepomp die aan mijn bed hangt. Andere momenten mag ik geen morfine gebruiken. Ik wil het wel maar word tegengehouden. De kans bestaat dat ik door de morfine, de controle verlies. Ook zijn er momenten waarop mijn lichaam is uitgeschakeld. Ik voel helemaal niets, zelfs geen pijn. Het is alsof mijn lijf, mijn lijf niet is. Een middenweg is er niet.

Na een aantal dagen mag ik naar huis. Het is erg zoeken naar wat ik wel en niet kan eten. Ik ben bang dat mijn kindsdelen door gaan met snoepen. Gelukkig gebeurt dat niet. Er heerst angst om te eten. Ziek worden van eten, is een trigger. De angst van mijn binnenmensen is zo groot dat ik in het begin alleen babyvoeding durf te eten. Sommige binnenmensen durven over de angst te praten. Dat werkt gelukkig. Er worden steeds meer nieuwe dingen uitgeprobeerd. Op een dag gaat het mis. Door het eten van een wafel, word ik erg misselijk. Ik ga naar de wc om over te geven. Het lukt niet. Er komt niets uit. Ik blijf een aantal uur ziek en misselijk. Daarna zakt de misselijkheid. Opnieuw paniek om te eten. Het lijkt alsof ik van voren af aan moet beginnen. Het is een lang proces. Uiteindelijk gaat het steeds beter. Sommige dingen kan ik nog steeds niet goed verdragen. Over het algemeen gaat het goed. Ik voel me opgelucht wanneer ik merk dat er weer gesnoept wordt.

Er zijn dagen dat ik nog steeds niet goed kan eten. Dat is altijd zo geweest en waarschijnlijk ook wel zo blijven. Ik denk dat dit meer te maken heeft met trauma’s dan met de maagverkleining.

 

Lichaamsbesef.

Door de maagverkleining heb ik een ander lijf gekregen. Mijn zwaarste gewicht was 125 kilo. Nu weeg ik ongeveer 60 kilo minder. Ik heb geen enkel lichaamsbesef. Ik kijk zelden in een spiegel. Wat ik zie in de spiegel, komt namelijk niet overeen met het beeld dat ik van mezelf heb. Wanneer ik kleding ga passen, kan ik niet schatten welke maat bij mijn lijf past. Ik kijk weleens naar foto's van voor en na de operatie. Ik schrik wanneer ik het verschil zie. Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat ik zoveel ben afgevallen. Zelfs op foto's herken ik mezelf niet. Toch kan ik mijn zelfbeeld niet omschrijven.

Ik wil (en kan) me helemaal niet bezighouden met uiterlijk. Ik hoef me er gelukkig ook nooit meer druk om te maken. Sinds jaren wordt dit geregeld door iemand uit mijn binnenwereld. Zij vindt het wel leuk om bezig te zijn met kleding- en haarstijl.

 

Verlamd.

Midden in de nacht word ik wakker. Ik wil me omdraaien maar het gaat niet. Ik probeer te bewegen. Eerst met mijn tenen daarna met mijn handen. Het lukt niet. Ik wil Ingrid wakker maken. Ook dat gaat niet. Ik raak in paniek. In mijn hoofd schreeuw ik keihard om hulp. Ik kan mijn mond niet bewegen en mijn stem werkt ook niet. De hulpkreet blijft in mijn hoofd steken. Mijn lichaam is van top tot teen verlamd. Ik voel mijn lichaam ook niet. Het is net alsof ik helemaal geen lichaam heb. Uiteindelijk komt het gevoel terug. Ik kan me weer bewegen. Mijn lichaam functioneert weer. Opgelucht draai ik me om. Doodmoe val ik in slaap.

 

Vaatwasser.

We hebben spaghetti gegeten. Ik ruim alles op en zet vaatwasser aan. Na een tijdje hoor ik een vreemd geluid. Ik vertrouw het niet en zet hem uit. Ingrid is er niet, ze heeft middagdienst. Om elf uur komt ze thuis. Ik vertel dat ik vermoed dat de vaatwasser het niet meer doet. De volgende ochtend kijkt ze of ze misschien de oorzaak kan vinden. De waterslang, de pomp en de filters zitten vol met spaghetti. Later kom ik erachter dat één van mijn kindsdelen met spaghetti heeft gespeeld. Ze wilde uittesten hoeveel spaghetti door de gootsteen kan spoelen.

 

Boswandeling.

Ik ga iedere dag naar dagtherapie. Er staat een boswandeling gepland. Het lijkt me wel leuk om samen met de groep te gaan wandelen.  Ik krijg een heel akelig, angstig gevoel. Ik kan het niet verklaren.  Ik deel mijn gevoel met de begeleiding. De wandeling is een verplicht onderdeel van het programma. Aangezien ik mijn gevoel niet kan verklaren, moet ik mee.  De spanning en de angst nemen toe.  Wanneer ik thuiskom, neemt een andere persoonlijkheid het van mij over. In paniek vertelt ze aan Ingrid dat ze heel erg bang is.   Ingrid moet aan mij doorgeven dat   we echt niet mee kunnen gaan wandelen. Het bos waar ze gaan wandelen is namelijk het bos waar de trauma’s hebben plaatsgevonden.   Ik ben verbijsterd wanneer ik het hoor. Ineens kan ik mijn gevoel heel goed verklaren.